Bankwet 1998
Artikel 12
1
De directie van de Bank is belast met het besturen van de Bank. De directie bestaat uit een president en tenminste drie en ten hoogste vijf directeuren.
2
De president en de directeuren worden telkens voor een periode van 7 jaar bij koninklijk besluit benoemd. Voor elke benoeming wordt in een gemeenschappelijke vergadering van de directie en de raad van commissarissen een aanbevelingslijst van drie personen opgemaakt.
3
De president en de directeuren kunnen slechts uit hun functie worden geschorst of ontheven indien zij niet meer voldoen aan de eisen voor de uitoefening van hun functie of op ernstige wijze zijn tekortgeschoten.
4
Met betrekking tot de taken en werkzaamheden ter verwezenlijking van de doelstelling, bedoeld in artikel 2, eerste lid, neemt de directie de hoedanigheid van de president als lid van de Raad van bestuur alsmede van de Algemene Raad van de Europese Centrale Bank in acht.
5
De salarissen en de toezeggingen omtrent het pensioen alsmede regelingen omtrent vergoeding van onkosten van de president en de directeuren worden vastgesteld door de raad van commissarissen en goedgekeurd door Onze Minister.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.